
‘Zeur toch niet zo!”, riep ik om acht uur ‘s ochtends. En niet tegen een huisgenoot (want ik woon alleen). Ik werd boos op mijn koffiemachine. Toen ik snel een cappuccino wilde maken, begon er een rood lampje te knipperen als teken dat het apparaat moest worden ontkalkt. Nog een keer drukte ik op de knop voor cappuccino. Maar de machine weigerde dienst. En dat terwijl ik een trein moest halen. “Doe nou niet zo moeilijk”, riep ik nog. Toen realiseerde ik me wat ik deed. Voor dit gedrag bestaat een moeilijk woord: antropomorfisme.
Wat is antropomorfisme?
Antropomorfisme betekent dat je menselijke emoties toedicht aan een voorwerp of een dier, oftewel een wezen dat helemaal niet menselijk is. Een koffiemachine kán niet zeuren of moeilijk doen. En toch maakte ik mijn Nespresso-apparaat dat verwijt.
Bijna iedereen maakt zich wel eens schuldig aan antropomorfisme, ook al weten we allemaal dat apparaten totaal ongevoelig zijn voor scheldkanonades of liefkozingen. Het heeft geen zin om te schreeuwen tegen een koffiemachine, of een klopje te geven op het stuur van een auto die na lang sputteren eindelijk start. Waarom doen we het dan?
Voor artikelen in Quest en De Volkskrant sprak ik verschillende deskundigen over antropomorfisme. Hieronder lees je hun uitleg.
Hoe ontstaat antropomorfisme?
Raar maar waar: het zit in onze aard. Onze hersenen zijn zo sociaal dat we onze relaties met spullen onbewust op dezelfde manier beleven als relaties met andere mensen. “Dat is nu eenmaal de manier waarop we de wereld om ons heen proberen te begrijpen”, zegt sociaal psycholoog Henk Aarts van de Universiteit van Utrecht.
Door die ‘sociale’ manier van kijken, kunnen we ook emotioneel reageren op het gedrag van spullen en apparaten zoals een koffiemachine.
“Wanneer een voorwerp een gebeurtenis veroorzaakt die wij zelf niet willen, voelt het voor ons soms alsof het de schuld van het object is – net als wanneer je onenigheid hebt met eens mens. Daardoor reageer je op het voorwerp alsof het een levend wezen is met emoties.”
Waarom voelen we antropomorfisme?
Allemaal leuk en aardig, maar we wéten toch dat voorwerpen geen emoties hebben. Waarom verspillen we onze energie dan aan gevloek en getier tegen koffiemachines, computers en andere spullen?
Het probleem is dat we zelf emotioneel zijn op zo’n moment, zo legde psycholoog Nico Frijda me uit. Daardoor vergeten we even dat we met een voorwerp te maken hebben, en niet met een mens. Hij legt het uit met een pijnlijk voorbeeld dat we allemaal kennen: je stoot je teen tegen een kast. “Door de negatieve gevoelens die je dan hebt, vergeet je even dat die kast helemaal geen bedoelingen kan hebben. Je wordt kwaad.”
Antropomorfisme: schuld van het voorwerp
Maar soms is antropomorfisme toch een beetje de ‘schuld’ van een voorwerp. Een apparaat of ding dat qua uiterlijk veel op een mens lijkt roept het gevoel namelijk sneller op.
“Een simpel voorbeeld: auto’s hebben vaak al een beetje een menselijk uiterlijk”, zegt Henk Aarts. “Met een beetje goede wil kun je hun koplampen aanzien voor ogen. Verder breng je er heel veel tijd in door. Daardoor bouw je toch een soort relatie op met een auto, waardoor je het apparaat ook eerder gevoelens zal toeschrijven. Dat zelfde geldt voor een computer. Je zit daar ontzettend vaak achter. Dan is het logischer dat je het apparaat een keer een klap geeft als hij zijn werk niet goed doet.”
Antropomorfisme door beweging
Verder zijn mensen volgens Aarts opvallend vaak geneigd om gevoelens toe te schrijven aan bewegende voorwerpen. “Biologisch gezien zijn we zo geprogrammeerd dat we dingen die bewegen eerder als levende wezens beschouwen”, verklaart Aarts. “Als je een bewegend speeltje in de buurt van een baby hangt, strekt hij er bijna automatisch zijn hand naar uit. En als een bal opeens naar ons toe rolt door bijvoorbeeld een plotselinge windvlaag, vinden we dat al snel een beetje eng. Dan zijn we van nature geneigd om de bal een eigen wil toe te dichten.”
droevige honden en lachende dolfijnen
Ook als je een band met een dier opbouwt, word je vatbaarder voor antropomorfisme. Zo geven we onze honden namen als Bello of Splinter, soms trekken we ze zelfs kleding aan. Het uiterlijk van dieren speelt ook mee. Door de hangende oogleden van Sint Bernardshonden vinden we bijvoorbeeld al snel dat ze droevig kijken.
Bij wilde dieren heeft dit soms vervelende effecten. Zo nemen mensen vaak ten onrechte aan dat dolfijnen er geen bezwaar tegen hebben als mensen hun leefomgeving binnenkomen.
Volgens hoogleraar diergedrag Saskia Arndt van de Universiteit Utrecht berust dat misverstand vaak op antropomorfisme. ‘Dolfijnen worden door de invloed van films en televisieseries gezien als vriendelijke wezens’, zegt Arndt. ‘Daar komt bij dat ze van nature opgetrokken mondhoeken hebben. Dat is puur een anatomisch kenmerk. Het zegt niets over hun emoties. Toch denken mensen daardoor vaak dat de dieren glimlachen en hun gezelschap waarderen, terwijl dat helemaal niet zo hoeft te zijn. ’
Antropomorfisme: hoe ver kun je gaan?
Je kunt natuurlijk te ver gaan met antropomorfisme. De mate waarin we emoties kunnen toedichten aan objecten verschilt van persoon tot persoon. “Het wordt deels bepaald door de mate waarin je je kunt verplaatsen in iets of iemand anders”, zegt Henk Aarts. “Sommige mensen met psychiatrische stoornissen gaan een grens over. Zij geven de schuld van hun acties soms aan een object. Ze zeggen bijvoorbeeld: ik wilde hem niet slaan, maar de stok wilde het. Dat is natuurlijk geen gezond gedrag meer.”